Menu
Klantenservice 013 - 36 99 511
Behaalde NOvA PO-punten altijd inzichtelijk
Meer dan 99% tevreden klanten
Het grootste juridische cursusaanbod
Verwijder zoekopdracht
Meer
tot
Het burgerlijk procesrecht is een onderdeel van het privaatrecht. Als er een geschil ontstaat in het burgerlijk recht wordt dit afgedaan met behulp van het burgerlijk procesrecht ofwel formeel privaatrecht genoemd. In het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering zijn de regels vastgelegd voor procedures tussen partijen voor de civiele rechter. In deze procedures vindt zowel feitenvinding als rechtsvinding plaats.
20 resultaten
Sorteer op:
Favoriet
OKT 2023
5 dagen
4.280,-
NOvA PO: 6 punten
1 dag
Rotterdam
650,-
NOV 2023
NOvA PO: 4 punten
Breukelen
435,-
Hoofddorp
NOvA PO: 2 punten
Online
118,-
Utrecht
DEC 2023
NOvA PO: 3 punten
325,-
In het burgerlijk procesrecht wordt met name gebruik gemaakt van procedureregels en vormvoorschriften. Daarnaast zijn er ook regels van toepassing die een materiële aard hebben, hierbij kan men denken aan bevoegdheden van rechters en procespartijen. De burgerlijke rechtspleging ligt dan ook in handen van de Staat, ofwel de rechterlijke macht. Een onderdeel van het burgerlijk procesrecht is het executie- en beslagrecht welke dan ook wordt uitgevoerd door ambtenaren. Regels die onderdeel zijn van het burgerlijk procesrecht zijn onder andere:
Zoals eerder beschreven ligt het burgerlijk procesrecht vast in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (RV), deze bestaat uit vier boeken. Naast dit wetboek zijn er meer wetten die van toepassing kunnen zijn op het burgerlijk procesrecht. Hier valt te denken aan Wet op de rechterlijke organisatie (RO), BW, WvKoophandel, Fw. In deze wetten zijn ook procesrechtelijke regels opgenomen. Naast deze wetten zijn er diverse verdragen zoals het EEG Bevoegdheids- en Executieverdrag (EEX) die van invloed kunnen zijn op procedures binnen het burgerlijk procesrecht.
In art. 6 van het EVRM zijn vijf verschillende hoofdbeginsels beschreven die van grote invloed zijn op het burgerlijk procesrecht. Hieronder beschrijven we deze hoofdbeginselen:
Als tegen een bepaald iemand een rechtsverordening wordt ingesteld dan heeft deze persoon in Nederland het recht om zichzelf te verdedigen. De eiser heeft dan weer het recht om zich tegen de verdediging te verweren. Hierin wordt geen onderscheidt gemaakt in de mate van verdedigen. Met andere woorden heeft eenieder het recht in gelijke mate, dit is ook vastgelegd in Rv 19, art. 82 – 92 en 131 – 135. In Nederland geldt dat er uitgegaan kan worden van het gelijkheidsbeginsel, welke is vastgelegd in Gw art. 1 en Rv art. 19. Hierin staat dat een partij ten alle tijden de gelegenheid dient te krijgen om zich te verdedigen of verantwoorden op verklaringen of stukken die zijn afgelegd door de tegenpartij. In het burgerlijk procesrecht is dit het belangrijkste beginsel.
Om een eerlijk verloop van het proces is het van belang dat een rechter niet bevooroordeeld, vooringenomen is of beïnvloed. Mocht er onduidelijkheid zijn over onpartijdigheid kan dit leiden tot wraking of verschoning, zie hiervoor art. 36 – 41 Rv. Ook als de schijn er is dat een rechter partijdig is zal vermeden dienen te worden. Daarnaast dient een rechter geen banden te hebben met degene die hem benoemd of met een van de partijen of derden. Kortom de rechter dient volledig onafhankelijk te zijn, zie ook art. 6 ERVM.
In het burgerlijk procesrecht dienen processen in het openbaar te gebeuren. Dit zorgt ervoor dat er (meer) garantie is voor onpartijdigheid en heeft dan ook een preventieve werking. Enkele uitzonderingen op deze openbaarheid zijn: Als de veiligheid van de staat in het geding is – belang van goede zeden – als de openbaarheid ertoe kan leiden dat goede rechtspraak in het geding komt en hierdoor ernstig zou kunnen schaden – als de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in het geding komt. In het familierecht is er een uitzondering gemaakt welke is vastgelegd in de wet (803, 818 Rv). Op basis hiervan kan een rechter bepalen op grond van art. 4 RO dat een zitting niet in het openbaar zal geschieden. Het proces zal dan plaatsvinden in de raadkamer welke niet openbaar is.
Een vonnis moet de motiveringsgronden bevatten op straffe van nietigheid. Dit beginsel staat beschreven in art. 121 GW 30 Rv en 5 RO. Een vonnis dient de gronden te vermelden waarop het is berust. Dit principe hangt nauw samen met het beginsel van openbaarheid. Door dit beginsel is de uitspraak van de rechter kenbaar en haar gedachtegang, daardoor kan een partij overwegen om zich neer te legen bij de uitspraak of om middels een rechtsmiddel in verweer te gaan. De motivering van de uitspraak is tevens een waarborging en toetsingsmogelijkheid of het gaat om een deugdelijke rechtspraak. Een uitspraak of vonnis is in eerste instantie bindend voor de partijen, maar het zorgt ook voor een bijdrage en ontwikkeling van de rechtsspraak. Enkele uitzonderingen waarbij een uitspraak niet gemotiveerd hoeft te worden zijn: Een verstekvonnis zoals omschreven in art. 230 2e lid Rv hoeft niet gemotiveerd te worden – Mits toegekend hoeft verlof tot conservatoir niet gemotiveerd te worden – In art. 81 RO staat ook een uitzondering beschreven. In sommige gevallen kan de Hoge Raad bij cassatie, als deze niet gericht is op rechtspraken, zich bedienen van een standaardformule. Hierdoor kan de klacht die is ingediend niet leiden tot cassatie.
Als er een geschil is tussen partijen, bepalen de partijen zelf of dit zal leiden tot een procedure en in welke omvang. Hier staat tegenover de lijdelijkheid van een rechter. Dit houdt in dat een rechter geen uitspraken mag doen over zaken die niet zijn gevraagd en mag dan ook geen feiten zelf toevoegen. Als bepaalde zaken niet meegenomen zijn in het proces, dient de rechter niet betwiste feiten aan te nemen voor waarheid. Dit heeft ook tot gevolg dat bepaalde rechtsregels niet toegepast kunnen worden. De rechter wordt in deze beperkt. Hoewel deze beperking ook omgezet kan worden door bevoegdheden van een rechter. Zo kan een rechter vragen naar bewijs en voorkomen dat er onnodige vertraging opgelopen wordt. Dit staat omschreven in art. 20 e.v. Rv.
Naast de vijf fundamentele hoofdbeginsels van het burgerlijk procesrecht zijn er nog enkele andere beginselen, te denken valt aan:
Als een partij het niet eens is met de uitspraak van de rechter, bestaat in de meeste gevallen de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. Als het om gering belang gaat, gaat dit vaak niet op. In het hoger beroep wordt er een hogere rechter toegewezen aan het proces. De hogere rechter kijkt alleen naar de feiten die van toepassing zijn op het proces.
Als het hoger beroep komt voor de Hoge Raad wordt er gekeken door de Hoge Raad of het recht op de juiste manier is toegepast. Belangrijk verschil met het voorgenoemde beroep is dat de feiten niet worden onderzocht. Cassatie in Nederland is alleen mogelijk middels een cassatieberoep door een van de partijen of als het in het beland is van de wet, welke is ingesteld door de procureur generaal bij de HR. 3.
In de meeste burgerlijk procesrechten mag een partij zich niet zelf vertegenwoordigen, behalve bij gerechten voor het Kanton. Een partij dient bijgestaan te worden tijdens het proces door een advocaat. Als het proces wordt voorgelegd aan de Hoge Raad zal de partij vertegenwoordigd dienen te worden voor een advocaat van de Hoge Raad. Een partij of persoon kan eventueel wel een verklaring afleggen voor de rechter. Bij een kort geding kan de gedaagde ook in persoon procederen.